Eind februari startte in de gevangenis van Antwerpen een nieuwe samenleesgroep. Een tiental gedetineerden buigt zich sindsdien wekelijks over een verhaal en een gedicht. Samen met onze functionaris Thomas, leesbegeleider van deze groep, gaan ze in gesprek over de gelezen teksten. Thomas vertelt over de eerste samenkomst met de Antwerpse Samenlezers. 

Met z’n achten zitten we samen in een leslokaal op de bovenste verdieping van de gevangenis in Antwerpen. Er blijkt onverhoopt koffie en zelfs een gebakje klaar te staan. ‘Amai, dit is nu al de beste les die ik hier al gevolgd heb,’ zegt Marc*. Ik leg uit dat ik geen les kom geven, maar dat we samen een kortverhaal gaan lezen. ‘Ik lees voor,’ vertel ik, ‘jullie luisteren of lezen mee. Op een paar plekken in de tekst houden we halt en praten we over wat we hebben gelezen.’ We schenken onze kartonnen bekertjes nog eens vol en slaan de boeken open. 

Vandaag ligt voor ons op tafel ‘Het raam’, een verhaal van de Franse schrijver Maurice Pons. Het speelt zich af in een kale, witte ziekenhuiskamer met maar één raam. Slechts een van de vier bedlegerige patiënten kan naar buiten kijken, maar kan of wil geen verslag uitbrengen van wat hij ziet. Eén keer had Karl gezegd: ‘Sneeuw.’ En op dat ene woord hadden de drie anderen weken moeten teren. Na Karls ontslag uit het hospitaal, ziet Franz zijn kans schoon en vraagt de dokter om te mogen worden verplaatst naar het vrijgekomen bed. ‘Ik zal jullie ogen zijn, zei Franz […] Ieder van ons zal zijn eigen venster hebben.’ 

‘Ik zít erin,’ reageert Marc terwijl hij nog een extra zakje suiker in zijn koffie giet. ‘Dit verhaal is mijn leven nu. De ziekenhuiskamer doet me denken aan mijn cel. Ik zit hier nu drie weken en moet voorlopig op een matras op de grond slapen. Ik lig dus ook te wachten totdat een van mijn celgenoten vertrekt en ik zijn bed kan innemen.’

Ook sommige anderen herkennen hun huidige situatie in wat verteld wordt. Ik vraag of er een zin is opgevallen. “Toegeven aan de geringste gril levert vaak het grootste genoegen op,” die haalt Lars aan. ‘Daar ben ik het niet mee eens. Ik heb vroeger veel te vaak impulsief beslissingen genomen. Voor even voelt dat misschien goed, maar het heeft me vooral problemen bezorgd.’ 

We lezen verder. Franz blijkt een geboren verteller. Hij brengt de hele stad via het raam naar binnen. Hij ziet een plein met lichtjes, een kerktoren, een zomers park, spelende kinderen, flirtende koppeltjes. Die beelden troosten de anderen, ze vormen hun dagelijkse portie hoop op een leven waar ze ooit weer bij zullen horen als ze genezen zijn.  

‘Al gauw bedacht Franz namen voor hun vrienden aan de andere kant van het raam zodat hij beter de beelden kon oproepen die ze al door en door kenden – en dan bedoel ik dus dat die echt in hun hoofd zaten. Wanneer hij zei dat Anna Lise op een bank zat te wachten, dan hoopte ieder dat Gerbrandt, de matroos, gauw zou komen.’ 

Franz schept er zoveel genoegen in om de anderen plezier te doen dat zijn gezondheid elke dag verbetert. Het duurt niet lang of ook hij mag het ziekenhuis verlaten. Bij zijn afscheid draagt hij het raam over aan zijn kamergenoten. Maar geen van beide durft Franz’ schoenen te vullen, niemand doet een verzoek om van bed te veranderen. 

“Wanneer het leven je een keer pijn heeft gedaan, leer je het te wantrouwen,” herhaalt Wendy een van de laatste zinnen. ‘Zo is het ook. Ik ben genoeg gekwetst en belogen om nog snel iets of iemand te vertrouwen.’ Lars sluit zich daarbij aan: ‘het is omdat iemand mij heeft verraden dat ik hier zit. Dat heeft mij wel wat veranderd. Ik geloof hier niemand op zijn woord. Enkel bij mijn vrouw en mijn ouders durf ik zeggen wat ik echt denk.’ 

‘Ik herken het stuk over Franz die geneest door te vertellen over wat hij buiten ziet,’ zegt Julie. In haar kinderjaren heeft ze ook lang in het ziekenhuis gelegen voor een zware revalidatie na een ongeval. ‘Daar heb ik geleerd dat het belangrijk is om positief te blijven denken. Van in je bed te blijven piekeren over alles wat slecht gaat, word je niet beter. Je moet zoeken naar dingen die je opvrolijken, daar ga je je ook fysiek beter van voelen.’  

We naderen het einde van het verhaal. Uiteindelijk is het Albert die het bed bij het raam krijgt. Tot de grote frustratie van Gabriel, de laatste van de vier originele kamerbewoners, lost Albert amper iets over het leven aan de andere kant van het raam. 

‘Je vertelt me niets, Albert, jammerde Gabriel. Je hebt me niet eens verteld of je Anna Lise weer had gezien!’ ‘Jawel, ik heb haar gezien. Weet je, ze is helemaal niet zo leuk. Franz overdreef altijd. Het is echt zo’n meisje zoals matrozen ze hebben…’ 

Bij zijn vertrek legt Albert uit Gabriel geen verdriet te hebben willen doen. Het is gewoon moeilijk te vertellen wat je ziet. ‘Wanneer je beter bent zal je me wel vergeven.’ Maar Gabriel wordt niet beter. Hij verzwakt met de dag. Om hem nog een laatste dienst te bewijzen, rijden de dokters zijn bed naar het raam. En zo kan Gabriel na maanden wachten eindelijk op zijn beurt een blik werpen op de wereld buiten. Voor hem, aan de andere kant van een sombere straat, ziet hij ‘een enorme bakstenen muur die tot aan de hemel het uitzicht belemmerde.’ 

‘Hij heeft de andere patiënten een heel verhaal wijsgemaakt,’ zegt Wendy, ‘maar misschien ook wel zichzelf. Ik denk dat hij zijn eigen verhalen ook begon te geloven op de duur.’ Julie vult aan: ‘Het waren leugens om bestwil, een overlevingsmechanisme. In het weeshuis waar ik een deel van mijn jeugd heb gezeten, deden veel kinderen dat, een fantasiewereld verzinnen om niet te moeten bezig zijn met hun echte leven.’ ‘Dat doen wij hier ook,’ vindt Marc, ‘dingen bedenken om de miserie even te vergeten. Ik denk dat ik daarom ook naar dit soort activiteiten kom. Om even weg te zijn van het gedoe van elke dag.’ 

Maurice Pons schreef zelf over zijn verhaal: ‘Het is een tekst over de macht van de woorden. Degene die bij het raam ligt maakt een wereld met zijn woorden. Daar is schrijven voor: mensen laten dromen. Je moet dromen schenken.’ 

Er is een theorie over lezen die zegt dat verhalen zowel vensters als spiegels kunnen zijn. Een venster dat een zicht op de wereld kan bieden dat nieuw is of verrassend of bevreemdend. Maar een verhaal kan ook een spiegel zijn die ons eigen leven en ervaringen reflecteert. Ik heb het gevoel dat dit verhaal over een raam met zicht op een verzonnen wereld ons vanmiddag allemaal vooral goed naar onszelf heeft doen kijken. 

‘Ik kom volgende week terug,’ lacht Blerim nog. Die heeft vandaag niets gezegd, maar wel aandachtig geluisterd naar het verhaal en de gesprekken. ‘Ik kom terug en niet alleen voor de koffie!’ 

Meer info over samenleesinitiatieven via Leesinitiatieven | Iedereen Leest 

* Niet de echte namen